gemeente
Artikel 13. Kostprijsberekening
In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door
artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en
tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden
en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel
worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Artikel 13, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte
kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product, worden
meegenomen voor de kostprijsbepaling. De salariskosten van de burgemeester hoeven dus niet
worden meegenomen voor de kostprijsberekening van de rioolrechten. Het toe te rekenen deel van
de overhead van de gemeentelijke dienst waaronder het rioolbeheer valt moet dus wel worden
meegenomen in de kostprijsberekening.
Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen
voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs
en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Veel gemeenten
hanteren daarnaast het mechanisme van rentetoerekening over de reserves en de voorzieningen
aan in gebruik zijnde kapitaalgoederen. Artikel 13, lid 2 van de modelverordening bepaalt, dat deze
beide kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde
kostprijs. Indien is gekozen voor het systeem van het toerekenen van bespaarde rente dan is het
verplicht deze rente als lasten mee te nemen in de kostprijs.
Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor
rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de
compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen
mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt
de BTW gecompenseerd.
Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook
van invloed op de kostprijs. Indien men voor de bouw van een school een lening heeft afgesloten,
kan men er voor kiezen de rentelasten op de kosten van het schoolgebouw te laten drukken. Dit
wordt in de gemeentelijke boekhouding bereikt door de zogenaamde rente-omslagmethode. Het
rentepercentage dat wordt gehanteerd bij de omslagmethode, is van invloed op de kostprijs. Het
rentepercentage valt zodoende onder het budgetrecht van de raad. Daarnaast is bij de rente
omslag van de kapitaallasten toerekening van de bespaarde rente over het eigen vermogen
toegestaan. Overigens wordt in de gemeente Vlieland deze zgn. "interne rente over het eigen
vermogen" niet meegeteld bij het bepalen van de rentelasten. Artikel 13, lid 3 legt het te hanteren
rentepercentage voor de omslagrente van de kapitaallasten vast.
Artikel 14. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de
operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de
verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven
aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de
financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de
financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en
verantwoording is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die
voor het college gelden. Het vierde lid van het artikel draagt het college op een financieringsstatuut
(treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering.
Onderwerpen die in zo'n besluit aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer
(indien van toepassing), hef kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve
organisatie. Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het
koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing).