van de lening. De raad kan de afschrijvingstermijn en wijze op deze plaats in de verordening
vastleggen.
Het tweede lid bepaalt, dat de kosten voor het afsluiten van geldleningen ineens ten laste van het
resultaat worden gebracht. De raad kan de afschrijvingstermijn en wijze op deze plaats in de
verordening vastleggen.
Het derde lid geeft de afschrijvingstermijnen van de materiele vaste activa met economisch nut. De
afschrijvingswijze van deze activa is lineair. De afschrijvingstermijnen kunnen worden afgestemd op de
specifiek gemeentelijke situatie. De maat voor de afschrijvingstermijnen is natuurlijk de economische
levensduur. Zeker voor riolering kan deze per gemeente sterk afwijken van wat in deze
modelverordening als voorbeeld is gegeven.
Het vierde lid geeft een opsomming van de activa van de gemeente, welke slechts een
maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Investeringen in vaste activa met alleen
maatschappelijk nut mogen ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze
investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze
activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Het is de bedoeling dat de
verordening een limitatieve opsomming geeft. Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen
investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geactiveerd mogen worden. Er
moet namelijk in de praktijk een (h)erkenbaar criterium zijn voor de onderscheiding van activa met
alleen een maatschappelijk nut. In lid 4 is er voor gekozen om aan te geven welke soorten van
activa het betreft. Meer gedetailleerd gaat het dan om de zaken als waterwegen,
waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden,
bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair,
reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen.
Het vijfde lid bepaalt, dat activa met alleen maatschappelijk nut onder aftrek van bijdragen van
derden en bestemmingsreserves direct ten laste van de exploitatie worden gebracht. Slechts bij
uitzondering mogen dergelijke investeringen met toestemming van de raad worden geactiveerd. Dit
kan nodig zijn ingeval een gemeente een (aantal) zeer grote investering in de openbare ruimte wil
uitvoeren. Een gemeente kan bij een dergelijk (meerjarige) investering de begroting mogelijk niet
sluitend krijgen. Dit is echter wel verplicht. Artikel 189 Gemeentewet bepaalt namelijk, dat de
begroting in enig jaar in evenwicht is, dan wel evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand wordt
gebracht. In een dergelijk geval kan activering van deze investeringen bij wijze van uitzondering
uitkomst bieden.
Artikel 11. Waardering oninbare vorderingen
Artikel 11 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare
vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een
scheiding in de buikfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de buikfacturen van
gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van
oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is. In gemeenten betreft het hier veelal
vorderingen facturen lokale heffingen en rechten.
Artikel 12. Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente.
Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en
bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico's op te vangen en gaan
we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen,
zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.
Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend
karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de begroting in te gaan op de voorzieningen.