mogelijk moeten zijn om kwaliteitsverbetering de komende 10 jaar door te kunnen voeren.
Zeker gezien wat ANWB classificaties en bouwverordeningen vragen aan oppervlaktes
waarin geleefd moet worden.
De heer Potiek zegt zich grotendeels te kunnen vinden in het voorstel van het college. De
PvdA is niet voor de zienswijze van de eigenaren in het gebied 'de Kaap'. De zienswijze
ingebracht door de zomerhuiseigenaren van de Kaap, het vergroten van de bergingen met
20%, daar is de fractie van de PvdA niet voor. Dit is ook met 10% te realiseren. In de grotere
bergingsmogelijkheden voor de overige woningen naar 10 m2 kan zijn fractie zich wel
vinden.
De fractie van de WD dient twee amendementen in.
De heer Veenstra zegt dat de ABV de beide amendementen van de WD heeft mede-
ondertekend.
De voorzitter zegt dat het hem deugd doet dat de raad iets zegt over de kwaliteit van het
bestemmingsplan. Dit is beleid en dat houdt in structurering en rechtszekerheid voor de
burger. Dat is besturen op een goeie manier.
Vervolgens brengt de voorzitter het eerste amendement in stemming. Voorgesteld wordt de
ingebrachte zienswijze ten aanzien van het vergroten van het oppervlak van de vakantiewoning met
20% gegrond te verklaren en daarmee in het bestemmingsplan op te nemen dat het
bebouwingsoppervlak vergroot wordt naar 54 m2.
De heer Kriesch onthoudt zich van stemming gezien zijn positie als zomerhuiseigenaar.
Met vijf stemmen voor, één onthouding en één stem tegen wordt het amendement
aangenomen en maakt derhalve onderdeel uit van het besluit.
De voorzitter brengt het tweede amendement in stemming. Hierin wordt voorgesteld het
bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat voor alle zomerhuizen in het zomerhuizengebied,
met uitzondering van 'de Kaap', het bebouwingsoppervlak van aangebouwde bijgebouwen
wordt vergroot naar 10 m2.
Het amendement wordt met algemene stemmen aangenomen en maakt derhalve onderdeel
uit van het besluit.
Besloten wordt het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen in die zin dat de twee
amendementen in het besluit zullen worden verwerkt.
10. Concept-verordening op de raadscommissie
De heer Potiek merkt op dat het tijd werd om een commissie in te stellen.
Naar aanleiding van hoofdstuk 2 artikel 3 vraagt de heer Visser of de opiniërende
raadsvergadering nu komt te vervallen en enkel nog besluitvormende raadsvergaderingen
plaats zullen vinden.
De voorzitter zegt dat hij niet de indruk heeft dat er in de opiniërende vergaderingen
levendige discussies plaatsvinden tussen raad en college of burgemeester. De bedoeling is
dat dit in de commissie wél gebeurt, en daarom kan de commissie het college uitnodigen als
de commissie dit nodig vindt. Ook deze vergaderingen zijn overigens openbaar. Deze stap
vergt echter wel dat de relatie met het bestuur goed moet worden onderhouden want er moet
wel aansluiting zijn.
De heer Visser vraagt of het mogelijk is om een lid van het bestuur in een bepaalde
commissie te benoemen.
De voorzitter zegt dat dit niet binnen de strekking van het duale systeem is.
4 van 6