\(Uc Het is de raad van de gemeente Vlieland die het beleid ten aanzien van mogelijke planologische bouwmogelijkheden bepaald. In de afgelopen jaren heeft de raad bepaald dat het karakter van het zomerhuizenterrein niet verder dient te worden aangetast (zie ook de twee genomen voorbereidingsbesluiten en de beperking in de voorschriften). Dat de raad in het verleden wel heeft meegewerkt aan het Badhuys heeft een eigen afwegingsgrond. Ook ten aanzien van de strandhuisjes heeft de raad een specifieke afweging gemaakt, die er in heeft geresulteerd dat niet meer wordt meegewerkt aan de realisering van de stand huisjes. Voor elk plan zal de raad een eigen specifieke afweging moeten maken. Het ene plan vergelijken met het andere gaat meestal niet op. 9. Tot slot maakt appellant melding van het feit dat Staatsbosbeheer en de vereniging van erfpachters waarschijnlijk geen bezwaar hebben tegen de mogelijke tussenvoeging van woningen in het zomerhuizenterrein. Van een dergelijke instemming is bij de gemeente niets bekend. Staatsbosbeheer en genoemde vereniging hebben in die zin ook geen zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingebracht. Bij planologische afwegingen spelen privaatrechtelijke verhoudingen echter geen rot. Het is de raad die het planologisch beleid gestalte geeft. Dat een pachter daarnaast eventueel toestemming nodig heeft van de eigenaar van de grond staat hier buiten. Ook de eigenaar van een woning heeftb die toestemming nodig als hij deze wenst te verbouwen, te slopen en te herbouwen. Daarnaast heeft de (nieuwe)huiseigenaar naar grote waarschijnlijkheid rekening te houden met RWS omdat gebouwd wordt buiten de dijkring. 10. Naar aanleiding van de hoorzitting Conclusie van de heer Van der Wal het toevoegen van een zestal zomerwoningen binnen het terrein van Duinkersoord is niet in strijd met het gemeentelijk beleid, zoals is neergelegd in het Structuurplan, het provinciaal en het rijksbéleid. De bouw van nieuw woningen zal de natuurwaarden binnen Duinkersoord niet aantasten. Ook zal de bouw van de nieuwe woningen de beleving binnen het gebied geen geweld aandoen. De gewenste bebouwing voegt zich binnen het bestaande bebouwingspatroon. Omdat het gaat om inbreiding binnen het plangebied worden de natuurwaarden buiten het gebied niet aangetast. De nieuwbouw betekent een versterking van de economie. De heer Van der Wal gaat er in zijn argumentatie van uit dat het gehele gebied de bestemming zomerhuizenterrein heeft en er enkel op bepaalde kavels een bouwvlak behoeft te worden gelegd. Bij het zomerhuizenterrein is er echter sprake van bouwen in natuurgebied. Dit is al zo sinds 1960. Ook de waarden van dit natuurgebied kunnen worden aangetast. Verwezen wordt naar punten 6 en 7 De belevingswaarde van het gebied kan wel zeker worden aangetast als er meer woningen bij komen. Ook de belangen van derden kunnen worden geschaad. De procedure rond de artikel 11 WRO voor de Ankerplaats heeft dit aangetoond. Hoewel ons college er van uitgaat dat geen medewerking wordt verleend, zal er in het geval dat wel medewerking wordt verleend, rekening moeten worden gehouden met planschadeclaims ex artikel 49 van de WRO. De Hoge Raad heeft hiervan uitgesproken dat de kosten van dergelijke procedures geheel ten laste van de gemeente dienen te komen. Bij deze planschade procedures zal men met recht een beroep doen op deze planschade omdat men er sinds 1960 vanuit mocht gaan dat op genoemde percelen niet meer zou worden gebouwd en de gemeente tot nu toe daartoe een zeer consistent beleid heeft gevoerd. Dat de bouw van nieuwe woningen gezien wordt als een ondersteuning van de stabilisatiegedachte onderschrijft ons college niet. Hiervoor wordt verwezen naar de beantwoording bij punt 5 Binnen de zienswijze van de heer Van der Wal heeft de heer Voorink het woord gevoerd; conclusie: 6 percelen zijn reeds sinds 1946 in het bezit van de familie Voorink. deze heeft in 1960 toen bekend werd dat op drie percelen een groenstrook werd gelegd nog snel twee woningen gebouwd. De familie wil graag alle vier kinderen in de gelegenheid stellen een woning te hebben op de door hun sinds 1947 gepachte terreinen. Zij zijn van mening dat het bouwen op de drie tussenliggende percelen geen negatieve gevolgen heeft voor de omgeving.

Raadsnotulen van de Gemeente Vlieland

Raadsnotulen | 2003 | | pagina 21