yc^cC^^>
gemeente
j
Artikelsgewijze toelichting verordening 213 a Gemeentewet
Artikel 2. Onderzoeksfrequentie
In artikel 2 wordt het college opgedragen onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid
van het gevoerde bestuur. Er worden door de raad een minimaal uit te voeren interne onderzoeken per jaar
van het college geëist. Hierbij wordt een scheiding aangebracht tussen onderzoeken naar de doelmatigheid
en onderzoeken naar de doeltreffendheid.
De onderzoeken naar de doelmatigheid betreffen onderzoeken naar de uitvoering van het beleid en het
beheer van middelen. De uitvoering wordt gedaan door ten eerste de gemeentelijke organisatie, zodat deze
onderzoeken zich ten eerste richten op de organisatie-eenheden van de gemeente. Een tweede ingang
voor de doelmatigheidsonderzoeken is de procesgang. Hiervoor kan men kijken naar de gemeentelijke
taken. Het voordeel hiervan is dat ook de doelmatigheid van de uitvoering van gemeentelijk beleid en het
beheer van middelen door derden wordt onderzocht.
Om te verzekeren dat alle onderdelen van de gemeente op doelmatigheid worden onderzocht, verplicht het
artikel dat ieder onderdeel van de gemeente en elke gemeentelijke taak minimaal eens in de vier jaar
worden onderzocht.
De onderzoeken naar de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma's of paragrafen
van de begroting geformuleerde beleid. Dit beleid kan gehele begrotingsprogramma's omvatten of delen
daarvan. Ook kan het paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten.
Artikel 3. Onderzoeksplan
De beslissing wat te onderzoeken is aan het college. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de
plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als hij dat nodig acht invloed uit
te oefenen. Hierin voorziet het onderzoeksplan.
Het onderzoeksplan moet een volledig beeld geven van de voorgenomen onderzoeken, zij het uiteraard
nog globaal.
De onderzoeken in het onderzoeksplan worden per onderzoek uitgewerkt. Het onderzoeksplan wordt
aangeboden aan de raad, en de raad kan het ter bespreking agenderen, maar het wordt door het college
vastgesteld. In de verordening kan worden aangegeven wat in een onderzoeksplan in ieder geval moet
worden opgenomen. De onderwerpen genoemd in het tweede lid kunnen als volgt worden toegelicht:
a) Het object van een onderzoek wordt dusdanig omschreven dat duidelijk aangegeven is wat de
afbakening van het onderzoek is. Daarbij worden bij de doelmatigheidsonderzoeken duidelijk de
scheidslijnen aangegeven ten aanzien van de te onderzoeken procedures en instrumenten. Bij de
doeltreffendheidsonderzoeken worden duidelijk de scheidslijnen met andere beleidsvelden aangegeven.
b) De reikwijdte van ieder onderzoek strekt zich in beginsel uit over alle organen (raad, college),
organisatie-eenheden en instellingen waarvoor de gemeente bestuurlijk verantwoordelijk is of waarvan de
activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd. De reikwijdte kan in het
onderzoeksplan worden ingeperkt door het aangeven van het te onderzoeken tijdsvak en de te
onderzoeken organen, organisatie-eenheden en instellingen. De reikwijdte van onderzoeken moet van te
voren duidelijk worden aangegeven. Aangegeven moet worden welk tijdvak wordt onderzocht en welke
organisatie-eenheden en niet gemeentelijke instellingen bij het onderzoek worden betrokken.
c) Hier wordt aangegeven welke methoden gebruikt zullen worden (benchmarking, enquête, enzovoorts).
d) Een inschatting van de duur van het onderzoek, eventueel onderverdeeld in fasen.
e) Onderzoeken kunnen in opdracht van het college worden uitgevoerd door het ambtelijke apparaat (al of
niet met inbreng van deskundigheid van derden) of door derden. Indien de ambtelijke organisatie de
onderzoeken uitvoert zullen in de onderzoeksopzet waarborgen dienen te worden ingebouwd, waarmee de
onafhankelijkheid van de analyse en/of adviezen ter verbeteringen worden gegarandeerd. Dat betekent dat
het onderzoek wel mag worden uitgevoerd door functionarissen die in hun dagelijks werk betrokken zijn bij
het onderzoeksobject. De analyse en de aanbevelingen tot verbetering echter moeten zoveel als mogelijk