3. Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1, lid 2, twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwij zing geschiedt door en uit de organisaties, welke ten minste 4 ambtenaren tot haar leden tellen. Indien verschillende organisaties deel uitmaken van een zelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk. Artikel 3 1. De aanwijzing door burgemeester en wethouders en de raad geschiedt bij elke nieuwe zittingsperiode van de raad en voorts ter vervanging van hen die ophou den lid van het college van burgemeester en wethouders of van de raad te zijn. 2. Uiterlijk 1 februari van elk jaar doet elke organisatie, bedoeld in artikel 2, lid 3, aan burgemeester en wethouders opgaaf van: a. het aantal der op 1 januari van dat jaar bij haar aangesloten ambtenaren; b. de namen en adressen der ambtenaren, die ingevolge artikel 2, lid 3 als leden en plaatsvervangers zijn aangewezen. 3. Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan burgemeester en wethouders doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewe zen. Artikel 4 1. Voorzitter van de commissie is de door burgemeester en wethouders aangewezen vertegenwoordiger of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger. 2. Burgemeester en wethouders wijzen een ambtenaar, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisatie, tot secretaris van de commissie aan, als mede diens plaatsvervanger. Zo nodig stellen burgemeester en wethouders verder personeel voor het secretariaat ter beschikking. 3. De secretaris kan aan de besprekingen deelnemen. Taak en bevoegdheden Artikel 5 1. De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels vol gens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien door het Centraal Overleg ingevolge de gemeenschappelijke regeling betreffende de behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenhe den en voorzover niet vallend onder de competentie van de ondernemingsraad. 2. Wordt over een onderwerp een regeling getroffen overeenkomstig de uitkomsten van het Centraal Overleg dan doen burgemeester en wethouders daarvan mededeling aan de commissie; wordt geen regeling getroffen dan vindt terzake alsnog overleg in de commissie plaats. 2

Raadsnotulen van de Gemeente Vlieland

Raadsnotulen | 1995 | | pagina 7