- belangenafweging -
- dat in de afweging van vrijstelling de belangen van bezwaarde zijn afgewogen
tegen de belangen van handhaving van het bestemmingsplan, waarbij overigens
geen sprake is van een "eventuele" handhaving;
- dat in dit verband rekening is gehouden met de historisch gegroeide situatie
waarbij de woonhuizen Berkenlaan 15 in overheersende mate en Berkenlaan 17 in
volledige mate voor recreatieve verhuur worden aangewend;
- dat op grond daarvan rekening is gehouden met het belang dat bezwaarde heeft in
de exploitatie van recreatieve bedden;
- dat niet is aangetoond dat uitbreiding van de recreatieve bebouwing noodzakelijk
is in verband met het voortbestaan van het huidig gebruik, afgezet tegen en gelet
op de vrije keuze tot het bepalen van de kwaliteit en kwanititeit van het recreatief
produkt, zoals door het plaatsen van meer of minder bedden;
- dat een verdere ontwikkeling van de recreatieve functie, waarbij vrijstelling van
het bestemmingsplan moet worden verleend, een grote inbreuk maakt op de
doelstellingen van het ruimtelijk beleid, zoals geformuleerd in het bestemmings
plan;
- dat de bouw van een appartementengebouw in dit verband onder meer afbreuk
doet aan het karakter van de in het bos gebouwde woonwijk, onverlet eerder
genoemde bezwaren;
- procedure -
- dat door het nemen van een voorbereidingsbesluit de planologische voorwaarde
voor vrijstelling nog niet is vervuld;
- dat de planologische voorwaarde voor vrijstelling eerst is vervuld wanneer een
voorbereidingsbesluit geldt en Gedeputeerde Staten een Verklaring van geen
bezwaar hebben afgegeven;
- dat de vrijstellingsprocedure de gelegenheid biedt tot een nadere afweging van
het verlenen van vrijstelling, mede gebaseerd op ingediende bedenkingen;
- dat 'een ieder' (artikel 19a, lid 5 Wet op de Ruimtelijke Ordening) de bevoegd
heid is toegekend tot het indienen van bedenkingen in het kader van de vrijstel
lingsprocedure;
- dat onder 'een ieder' niet alleen belanghebbenden worden verstaan, doch dat ook
niet-belanghebbenden bedenkingen kunnen indienen;
- dat immers in deze situatie de lex specialis (Wet op de Ruimtelijke Ordening)
boven de lex generalis (Algemene wet bestuursrecht) gaat;
- dat in een bezwaarprocedure vanzelfsprekend wèl sprake moet zijn van belang
hebbenden;
- dat alle ingediende bedenkingen ontvankelijk zijn;
- dat de vrijstelling met toepassing van artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening
kan leiden tot een onomkeerbare planologische wijziging;
- dat de vrij sttWmgsprocedure onder meer in het leven is geroepen teneinde een
zorgvuldige afweging te doen plaatsvinden;
- dat een essentieel onderdeel daarvan de terinzagelegging en de bevoegdheid tot
het indienen van bedenkingen is;
- dat op grond van de ingediende, ontvankelijke bedenkingen en de daaruit voort
vloeiende nadere afweging de raad kan besluiten tot het alsnog niet verlenen van
vrijstelling;