Artikel 3 Belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid. het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel. indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 4 Maatstaf van heffing De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak. Artikel 5 Belastingtarief De belasting bedraagt per onroerende zaak 7.000.00. Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belasting plichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 30 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend. 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 30 jaren en een rentevoet van 7.5% f 592,70. 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de constante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 7.5%. 5a Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoel in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak opgelegd, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel. 5b In afwijking van het bepaalde in onderdeel a. wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerst lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a. schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

Raadsnotulen van de Gemeente Vlieland

Raadsnotulen | 1995 | | pagina 16