NOTULEN VAN DE RAADSVERGADERING VAN 22 MEI 1995
Aanvang: 20.00 uur
Aanwezig: R.D. van der Mark. burgemeester, voorzitter:
D.P. Visser, wethouder:
F.E. Westers, wethouder;
Mr. B.P. Oosthoek, secretaris;
W.A. Gieles, B.J. Hazenberg, J.J. Houter, A.M. Jager-Has-
sing, G. Kleefstra, M.F. van Randen-Horjus en H.J. Vrielink,
raadsleden.
1. Opening
De voorzitter opent om 20.00 uur de vergadering en heet alle aanwezigen welkom.
2. Mededelingen
De voorzitter deelt mede, dat aangaande de overdracht van de exploitatie van het
Bezoekerscentrum aan de stichting De Noordwester in een komende vergadering een
nader voorstel aan de raad zal worden voorgelegd. Daarnaast deelt hij mede, dat
agendapunt 5 naar de volgende vergadering zal worden verzet daar enkele stukken
nog niet compleet zijn. Het voorstel zal daarmee niet wijzigen, doch bij overdracht
van onroerende zaken dienen alle stukken compleet en actueel te zijn, aldus de
voorzitter. Tot slot deelt hij mede, dat agendapunt 9 is uitgebreid.
3. Ingekomen stukken
De heer Vrielink vraagt naar aanleiding van punt 4 van de besluitenlijst van burge
meester en wethouders van 18 april jl., wat de stand van zaken is aangaande de
beoogde woningbouw op het perceel van oliehandel Hoogland aan de Middenweg.
De voorzitter antwoordt, dat een bodemonderzoek voor dit perceel moet worden
afgewacht. Daarnaast is het gemeentebestuur afhankelijk van derden, waaronder de
provincie. Hij benadrukt dat het van groot belang is dat alle gegevens omtrent
vervuiling van de grond voorhanden zijn, alvorens de gemeente de exacte mogelijk
heden van het perceel, in relatie tot financiering van de woningbouw, kan beoorde
len. In ieder geval moet dit voor het eind van het jaar rond zijn, stelt de voorzitter.
Naar aanleiding van punt 2 van de ingekomen stukken, een brief van een bezorgde
toerist, merkt de heer Gieles op dat naar zijn oordeel het college erg eenvoudig aan
deze brief voorbij is gegaan. De klacht van deze mevrouw aangaande de verkeers
situatie op Vlieland verdient meer aandacht dan daaraan is gegeven en de brief dient
behoorlijk beantwoord te worden. De voorzitter echter benadrukt dat deze mevrouw
niet om een direct antwoord op haar brief heeft gevraagd, doch het college oproept
aan het verkeersprobleem meer aandacht te besteden. Dat nu is het college ernst,
aldus de voorzitter. De heer Gieles acht het niettemin een goede zaak dat de brief
beantwoordt wordt, al is het maar dat aangegeven wordt dat de brief in goede orde
is ontvangen, het probleem wordt onderkend en dat er aan wordt gewerkt. De
voorzitter is evenwel niet genegen in een brief vooruit te lopen op mogelijke
beleidsvoorstellen. Wel zegt hij toe, een brief te sturen waarin de ernst van de zaak
wordt bevestigd. De heer Houter haakt hierop in en vraagt de voorzitter wat het
college heeft ondernomen naar aanleiding van de informele raadsbijeenkomst waarin
1