Notulen raadsvergadering d.d. 23 november 1978.
Aanvang 8.00 uur n.m. ten gemeentehuize. Voorzitter: A. Visser.
Aanwezig: de leden mevr. A.Soolsmar-Hoedemaker, de heren A.G.Bruin, W.Brandsma,
H.M. van Eek, S. van Engelsdorp Gastelaars, J.M. van Grinsven en
P.Stuivenga.
I. Opening.
De voorzitter opent om 8 uur de vergadering en heet allen welkom.
II. Ingekomen stukken en mededelingen.
De voorzitter deelt mede, dat n. a.v. het gestelde in punt 8 door mevr.
A.Soolsma en de heer van Grinsven een motie is overhandigd waarbij de
gemeenteraad adhesie betuigt aan het schrijven van het gewestelijk bestuur
van de P.v.d.A.
De heer Brandsma verwacht niet veel effect van deze adhesiebetuiging maar
heeft daartegen geen bezwaar.
De heren Stuivenga en van Engelsdorp verklaren zich niet achter de inhoud
van deze motie te kunnen scharen. Met 5 tegen 2 stemmen wordt de ingediende
motie aanvaard.
De heer Bruin zegt m.b.t. de brief onder "7" nog wel wat "op de lever" te
hebben. Destijds was hij niet geprepareerd op een direkt weerwoord aan de
voorzitter, maar hij wil nu wel kwijt dat hij om twee redenen niet content
was met het antwoord van de voorzitter.
1. kwam deze reactie niet met instemming van.de beide wethouders en
2. vond hij de uitlatingen van de voorzitter tegenover de persoon van de
heer de Gorter en mevr. Bruin nogal grof. Hij zou gaarne zien dat de
voorzitter zich voortsan wat correcter zou uitdrukken.
De voorzitter antwoordt, dat de gewraakte brief uitvoerig in b. en w. is
besproken. Zijn ontstemming is beide wethouders daarbij niet kunnen ontgaan,
dacht hij. Hij wil nogmaals stellen er veel moeite mee te hebben, wanneer een
college van burgemeester en wethouders als een onbetrouwbaar instituut wordt
aangemerkt. De heer Bruin vindt, dat de brief nu ook weer niet zo onaangenaam
was als de vborzitter stelt.
Dat neemt overigens niet weg dat hij over de gehele affaire nog zijn twijfels
heeft. De voorzitter antwoordt, dat hem het meest nog heeft gestoken, dat één
der briefschrijvers heeft verklaard wel wat "rb'ring" te willen. De heer van Eek
merkt op, dat ook hij niet op de hoogte was van hetgeen de burgemeester over
deze brief zou gaan zeggen. De heer Brandsma merkt op, dat de voorzitter dit
niet hoefde te doen, want het was uiteindelijk een zaak van het toenmalige
college, waarvan hij en de heer van Engelsdorps Gastelaars deel uitmaakte.
Ingekomen stukken.
1.- Besluit van G.S. van Friesland dd. 23 okt. 1978, nr. 31356 en nr. 31357
houdende goedkeuring van resp. de 23e en 24e begr.wijz. '78 (materiaal
ambulance en kookunits mavo);
2.- besluit van G.S. van Friesland dd. 28 sept. 1978, nr. 20206 en 20207
houdende goedkeuring van de 42e en 43e begr. wijz. '77 (aanpassingen kap.
dienst en gewone dienst);
3.- bericht van geen bezwaar van G.S. van Friesland, dd. 10 okt. '78, nr. 9796
betreffende de Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke
brandweer 1978;
4.- bericht van geen bezwaar van G.S. van Friesland dd. 10 okt. 1978, nr.9797
betreffende de Vergoedingsregeling vrijwilligers gemeentelijke brandweer
Vlieland 1978;
5.- Koninklijk Besluit van 8 september 1978, nr. 6, houdende beslissing op
beroep van de heer H.K.M. van Pelt te Oost-Vlieland tegen de weigering van
een ontheffing op het rijverbod in de Dorpsstraat;